Hoe vaak zien we dingen zoals ze écht zijn? Ik denk, misschien wel nooit.
In mijn werk als coach met paard ben ik regelmatig ‘observator’ tijdens interacties tussen paard en kind. Bij kinderen die paarden niet kennen, zie ik de nieuwsgierigheid, verwarring en het ongemak van een nieuwe ontmoeting. Ze hebben nog nooit een paard van dichtbij gezien, dus moeten ze wijs worden uit alle dingen die zo’n paard wel en niet doet. Ik zie het ontdekkingsproces van heel dichtbij. Sommige kijken heel nauwkeurig, alsof ze de betekenis van een beweging van de oren kunnen ontdekken door goed te kijken. Anderen zien vooral heel veel en hebben geen idee meer waar ze op moeten letten. Die zetten vaak een stapje achteruit. Wellicht om een beter beeld te krijgen van het grotere geheel. Sommigen proberen, voorzichtig en met hun hoofd schuin alsof ze een wild dier benaderen, in te schatten wat ze wel en niet kunnen doen. Die doen gewoon en kijken wat de reactie van het paard zal zijn. Allemaal zijn ze heel hard aan het werk zich een beeld te vormen van het wonder dat voor hun staat, want ik kan me voorstellen dat een paard dat is, als je nog nooit zo dichtbij bent geweest.
Wat zie jij, als je naar deze foto kijkt?
Als dat moment voorbij is, het moment van die eerste verwondering, dan komen de vragen. ‘Hij is wel lief, toch?’, ‘Waarom doet hij dat…?’ en ‘Gaat hij zo niet rennen?’. Razendsnel vormen er zich allerlei overtuigingen in hun koppies. Ze zijn niet langer onbevangen, maar hebben een mening. Ze beginnen zich een beeld te vormen over paarden in het algemeen en over dit paard in het bijzonder. ‘Ik vind paarden mooi’, ‘Paarden schrikken wel heel snel’ of ‘Paarden zijn heel groot en zwaar, ze zijn gevaarlijk’. Mijn rol is niet langer slechts observeren, want ook mijn reactie (of het uitblijven daarvan) draagt bij aan de overtuigingen die zij vormen.
de overtuiging zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ovərˈtœyxɪŋ]
- een sterke mening of geloof
- iets wat je zeker weet
- zienswijze
Dat onze hersenen zo snel overtuigingen vormen, is zowel een vloek als een zegen. Ze maken dat we de wereld om ons heen kunnen snappen. Dat we begrijpen dat als we onze vingers in de mond van een paard stoppen, dat hij kan bijten en dat dat flink pijn doet. Het is prettig dat je daar niet steeds opnieuw achter hoeft te komen. Anderzijds maken overtuigingen ons rigide, zorgen voor tunnelvisie en zwart-wit denken. ‘Hoe hard ik ook mijn best doe, het lukt toch nooit’. Deze door onszelf bedachte ‘regels’ kunnen ons enorm beperken. We doen dingen niet, omdat we overtuigd zijn dat ze niet goed voor ons zijn, we ze niet kunnen of niet durven. Hoe vaak hebben we dan echt gelijk? Hoe vaak zijn we moedig genoeg om onze eigen overtuigingen te onderzoeken?
Ik denk dat we soms de wereld, en onszelf, even moeten benaderen als die kinderen die voor het eerst oog in oog staan met een paard. Kijken, zonder te interpreteren. Proberen zonder te weten. Durven zonder de angst te mislukken. Dan zou het zomaar kunnen dat je iets ontdekt. Dat je verwondert bent over wat je ziet, voelt, denkt of doet. Dat je misschien, heel misschien, merkt dat je toch niet helemaal gelijkt hebt. En dat je dan, als is het maar heel even, de wereld ziet zoals ze écht is.