Verre landen ontdekken, bijzondere plekken met je eigen ogen zien en onbekende mensen ontmoeten, dé redenen om te reizen. Ik word nu ontzettend enthousiast wanneer ik een reisje in het vooruitzicht heb, maar dat is niet altijd zo geweest. Zelfs mijn huidige vrienden verbazen zich erover, maar vroeger (en wellicht nog steeds een beetje) was ik bang voor reizen.
Als ik terugdenk zijn het flarden van herinneringen, die misschien niet eens meer kloppen met de werkelijkheid, maar mijn angst kan ik zonder moeite oproepen. Ik weet nog dat we met onze oude auto, een zilverkleurige ford, vaak pech hadden. Dan was de koelvloeistof weer op, werd de motor veel te warm en was ik bang dat die in de brand zou vliegen. Hoe vriendelijk we ook tegen de auto praatte, sommige bergen waren gewoon te hoog gegrepen. Wanneer we dan naar boven reden herinner ik mezelf nog angstvallig over mijn moeders schouder te gluren naar de temperatuurmeter. Zouden we het halen of niet?
Ik kan me nog herinneren dat we na een hele lange reis in een warme auto, airco was toen arko (je weet wel, alle ramen konden open), aankwamen op een camping in het zuiden van Frankrijk. Ik weet niet meer of het wagenziekte was, of stress, maar ik weet nog dat ik de eerste paar dagen op die camping zo ziek geweest ben dat ik er bijna niets meer van kan herinneren.
Ik weet nog dat ik bang was in onbekende zwembaden, omdat er altijd iemand was die zich openhaalde of bezeerde. Ik weet nog dat ik bang was dat we de weg zouden kwijtraken, dat we een ongeluk zouden krijgen of dat ik gestoken zou worden door een wesp of steekvlieg. Ik weet nog dat ik me zorgen maakte of de regen onze vouwwagen niet zou inkomen, of dat ik wel vriendjes kon vinden en of het wel mooi weer zou zijn.
Nu ik dit schrijf is de angst echt. Ik voel het en krijg alweer tranen in mijn ogen. Hoewel ik nu, als volwassene, dit volledig kan relativeren moet dat vroeger een grote impact op me gemaakt hebben. Gelukkig heb ik ook een hele hoop fijne herinneringen aan alle vakantie’s die ik met mijn familie heb gemaakt, die ik met gemak kan oproepen. Misschien dat die angst niet altijd de boventoon voerde, maar hij was denk ik ook nooit helemaal weg. Tijdens de vakanties in mijn tienerjaren was ik misschien ook wel bang om dingen, maar veel minder dan daarvoor. We gingen toen vaak naar kleine campings in Nederland waar ze paarden hadden en we altijd een hoop vrienden maakten. Ik vond het daar heerlijk.
Het moment waarop ik me die omslag besefte, kan ik me nog heel goed herinneren. Ik was met een (inmiddels ex-)vriendje en zijn familie naar Italië. We waren met de eigen auto. Op een namiddag reden we waarschijnlijk vanuit een plaatsje dat we bezocht hadden terug naar ons huisje in de heuvels. Ineens hield de auto ermee op langs een vrij drukke weg. Zijn ouders zette de auto stil langs de kant en besloten vast te wachten op hulp. Ik heb geen idee meer wat de auto mankeerde, maar ik kan me nog herinneren als de dag van gisteren hoe in paniek mijn toenmalige vriendje was. Echt in paniek. Ik was verbaasd, maar al helemaal om mijn eigen reactie. Ik voelde geen greintje paniek. Niets. Geen angst. Ik moet vast tegen hem gezegd hebben dat wij allemaal oké waren en dat er echt wel iemand naar die auto zou komen kijken, dat we desnoods in de auto konden slapen als het echt nodig zou zijn. Ik weet niet zo goed waarom ik toen zo rustig was. Misschien omdat het ‘mijn’ auto niet was, of omdat een ander zo in paniek was en mijn automatische reactie was om rustig te blijven, misschien omdat ik dacht ‘been there, done that‘. Het deed me gewoon niet zoveel. Hoe heerlijk was dat. Later ben ik met hem en zijn familie nog eens naar Amerika gevlogen. Ik vond het er heerlijk. Ik besefte toen dat als je hulp nodig hebt, ook al ben je ergens waar je niemand kent, je altijd om hulp kunt vragen. Al er iets mis gaat, zijn er oplossingen voor.
Nu zou ik het liefst elke paar maanden op vakantie gaan. Toch, ook nu, moet ik eerlijk zijn en zeggen dat er nog steeds dingen zijn die ik spannend vindt. Ik vind het eng om op het knopje ‘maak uw reservering definitief’ te klikken, omdat ik me dan afvraag waar we terecht komen. Of het er wel zo uitziet als op de foto’s. Ik vind het stijgen en landen met het vliegtuig best een beetje spannend en knijp dan altijd even in Kevins hand. Ik hoop altijd maar dat ik niets belangrijkst vergeet thuis. Ik vind het off-road rijden in the middle of nowhere eng, omdat ik me voor kan stellen dat we heel lang op hulp zouden moeten wachten wanneer we geen bereik hebben met onze telefoons. Ik vind grote hoogten spannend, bijvoorbeeld wanneer we met de auto langs diepe afgronden rijden of als we wandelen langs kliffen. Ook vind ik het eng om onze katten achter te laten, omdat ik bang ben dat er iets mis gaat en wij er dan niet voor ze zijn. Toch voelen deze angsten anders. Ze geven ook een soort kick, ze maken met enthousiast. Ze geven me het gevoel dat ik leef. Alsof ik die sprong in het diepe maak.
Voor veel dingen waar ik vroeger bang voor was, biedt de huidige technologie goede oplossingen. Met mijn telefoon zoek ik gemakkelijk de weg, bel ik om hulp of ontvang ik een fotootje van thuis van de katten. Daardoor kan ik een hoop loslaten. Ook heb ik het geluk dat ik een man naast me heb die nuchter is, zich nergens door af laat schrikken en om me lacht als ik bang ben. Niet omdat hij het niet serieus neemt, maar omdat hij weet dat ik me er niet door tegen wil laten houden. Weglachen helpt het best. Hij pakt mijn hand en neemt me mee, zodat hij kan laten zien hoe mooi de wereld is als je niet bang bent.